Ze mogen nooit vernietigd worden
Verhaal door: Catherina Keizer
“Kan ik u even alleen spreken?”.Voor me stond een vrouw uit het dorp, waar we nog niet zo lang woonden.
Na ons huwelijk waren we met een speciaalzaak in woninginrichting begonnen daar. Ze kwam wel eens in ons bedrijf, daarvan kende ik haar een beetje. Ik ging haar voor naar boven, naar onze zitkamer. Toen we tegenover elkaar plaats genomen hadden, vroeg ik haar naar de reden van haar komst. Ze voelde zich wat onzeker, dat zag je, maar tenslotte vroeg ze me: “Bent u een Joodse vrouw?”. “Ja, dat ben ik”, antwoordde ik zacht. Ze deed nu omzichtig haar tas open en viste er een stel tefillien (gebedsriemen) uit en legde die op tafel. Ik keek haar vragend aan. Ze begon:”Ik zal het u uitleggen. In 1942 toen alle Joden weg moesten naar kampen of tijdens razzia’s werden opgepakt, was er een Joodse man, die ik een beetje kende. Hij kwam af en toe met wat handel langs de deur. Hij vroeg mij “dit” tijdens de oorlog te willen bewaren. Als hij terug zou komen zou ik het weer terug geven, maar ik mocht het nooit vernietigen. Dat benadrukte hij met klem. Tevens zei hij me, dat als hij niet terug kwam, ik het aan iemand anders van het Joodse volk moest geven, zodat het in goede handen terecht zou komen. Dat is de reden, dat ik dit bij u kom brengen, want ik ken niemand anders uit het Joodse volk. Er wonen hier verder geen Joden meer. Ik hoorde het over u en voelde me dan van mijn verantwoordelijkheid ontheven. Het belastte me steeds, dat ik het nog in bezit had, want er is niemand van die familie teruggekomen. Daarom geef ik het nu aan u, dat is alles. Ja, neemt u me niet kwalijk, ging ze verder, maar we waren wat nieuwsgierig en hebben toen geprobeerd in het doosje te kijken, daardoor is het kapot. Er zitten kleine rolletjes in, met ik denk Hebreeuwse letters. Dat wisten we niet, daarom zit er nu een elastiekje om. Je begrijpt niet, waar ze het voor nodig hadden, maar misschien weet u het?. Uit mijn kast haalde ik een boek en liet haar een afbeelding zien, terwijl ik uitlegde hoe en wanneer het wordt gebruikt. Daarna vertrok ze, opgelucht dat ze het mij had toevertrouwd.
Nadat ze weg was raakte ik deze dierbare riemen even aan en kuste ze. In mijn gedachten zag ik mijn grootvader weer, als hij bij ons logeerde ’s morgens dit bij het ochtendgebed gebruiken. Vreemd, ineens had ik iets gekregen, wat me zo aan hem deed denken. Mijn jeugdherinneringen sprongen ineens naar boven. Als kind had ik vaak naar hem gekeken, als hij deze tefellien om zijn arm en hoofd wond. Altijd als hij bij ons logeerde ontstond er een bepaalde sfeer van heiligheid in ons gezin. Dat vond ik heerlijk. Het waren vonken van eeuwigheid, die me bijgebleven waren en me nu weer opnieuw even aanraakte. Mijn grootouders waren ook in Sobibor vermoord. Vanuit mijn ouderlijk huis was er niets meer overgebleven van Joodse religieuze gebruiksvoorwerpen. Alles hadden de Duitsers geroofd. Nu ineens had ik iets van een wildvreemde Joodse man in mijn bezit. Ik voelde hoe dierbaar “dit” voor hem was geweest, zodat hij juist “dit” in bewaring had gegeven. Het was een wonderlijke ervaring in mij, dat dit me zo ontroerde. Beneden werd er geroepen, ik moest komen helpen in de winkel. Ik borg ze op in de kast en ging over tot de orde van de dag.
Deze tefillien waren voor mij een eeuwige verbondenheid met de Thora. Na jaren zijn deze tefillien van deze onbekende Joodse man, waar ik zelfs de naam niet van weet en die met de Shoah is vermoord, voor mij nog altijd een verborgen geheim, dat ik die toen kreeg jaren geleden. Ze mogen nooit vernietigd worden..